Met een datering krijgen we ook een indicatie van de herkomst van het hout. Deze indicatie is niet even duidelijk voor iedere datering.
De referentiecurven die voor een dateringen zorgen geven ook informatie over de herkomst. In tegenstelling tot de datering is de herkomst geen harde feit. Voor het bepalen van de herkomst moet de samenstelling van de referentiecurve en de aard van het onderzochte materiaal in beschouwing genomen worden.
Een referentiecurve die met materiaal afkomstig uit een groot gebied is opgebouwd weerspiegeld algemene groeiomstandigheden. Zo'n algemene referentiecurve is handig voor dateringsdoeleinden, maar geeft nauwelijks informatie over de herkomst. Een referentiecurve voor een zeer specifiek gebied geeft een goede aanwijzing over de herkomst, maar zal zelden een datering opleveren, juist omdat het zulke specifieke groeiomstandigheden weergeeft.
Voor de monsters die onderzocht worden geldt iets vergelijkbaars; een jaarringreeks met zeer algemene informatie levert dezelfde datering op met een lange reeks aan referentiecurven waar weer weinig uit op te maken valt. Een specifiek jaarringsignaal kan echter doorgaans alleen met een algemene referentiecurve gedateerd worden, tenzij een referentiecurve voor die specifieke standplaats beschikbaar is. Hiermee is dan ook gelijk de herkomst bekend.
In de praktijk worden de algemene referentiecurven gebruikt om een datering vast te stellen. Vervolgens wordt gekeken welke regionale of lokale referentiecurven de beste gelijkenissen vertonen en door de resultaten op een kaart weer te geven kan in één oogopslag een idee van de herkomst verkregen worden.
De beperkingen van deze aanpak is dat de plaats waar het hout is aangetroffen niet hetzelfde is als de standplaats van de bomen. De aanname is dat referentiecurven uit hout leverende gebieden lokale groeiomstandigheden vertegenwoordigen, alhoewel intraregionaal transport over kleinere afstanden ook voorkwam. Voor referentiecurven die opgebouwd zijn met in Nederland aangetroffen objecten geldt dat deze eerst ergens op de kaart geplaatst moeten worden voordat deze voor herkomstbepalingen gebruikt kunnen worden.
Daarnaast wordt de herkomst geïnterpreteerd aan de hand van de Student t-waarden. Deze waarde geeft in principe alleen aan of de overlap tussen twee jaarringreeksen op een gegeven positie door toeval verklaard kan worden of niet. In uitgesproken gevallen geeft dit wel een duidelijk beeld, maar dit levert niet altijd een helder beeld op.