Houtsoortbepaling
Met houtsoortbepaling wordt aan de hand van microscopische houtanatomische kenmerken de houtsoort bepaald. Dit kan als aanvulling op dendrochronologisch onderzoek van naaldhoutsoorten, maar ook als los staand onderzoek.
Bemonstering
Kwetsbare of te conserveren voorwerpen worden onderzocht door kleine coupes te maken op onopvallende plekken en op breukvlakken. Hierdoor blijft de aantasting tot een minimum beperkt. Voor een houtsoortbepaling worden drie coupes genomen; van de dwarsdoorsnede en het radiale en tangentiƫle vlak.
Bemonstering voor houtsoortbepaling is eenvoudig: een blokje hout van een paar centimeter groot is meestal voldoende.
Mogelijkheden
In enkele gevallen gaat hem compleet verschillende houtsoorten. Het meest voorkomend voorbeeld is de groep met appel, peer, meidoorn en kweepeer. Ondanks dat dit uitwendig verschillende soorten zijn, is op basis van de houtanatomie geen onderscheid te maken.
De conservering van de vondsten speelt ook een rol; bij sterk aangetaste vondsten wordt het moeilijker aan- of afwezigheid van onderscheidende kenmerken vast te stellen waardoor een houtsoortbepaling niet verder dan een geslacht komt of zelfs geheel onmogelijk is.