Het houtskelet van een gebouw is doorgaans van eikenhout. Naaldhoutsoorten komen echter ook voor en lenen zich ook voor onderzoek. Vaak wordt naaldhout per definitie als grenen (grove den) gezien, terwijl vuren (fijnspar) en den (zilverspar) ook tot de mogelijkheden behoren. Alhoewel deze op het oog op elkaar lijken, zijn de verschillen wat betreft herkomstgebieden erg verschillend. Houtanatomisch onderzoek moet uitwijzen om welke houtsoort het werkelijk gaat.

Het houtskelet van een gebouw is doorgaans van eikenhout. Naaldhoutsoorten komen echter ook voor en lenen zich ook voor onderzoek. Vaak worden naaldhout per definitie als grenen (grove den) gezien, terwijl vuren (fijnspar) en den (zilverspar) ook tot de mogelijkheden behoren. Alhoewel deze op het oog op elkaar lijken, zijn de verschillen wat betreft herkomstgebieden erg verschillend. Houtanatomisch onderzoek moet uitwijzen om welke houtsoort het werkelijk gaat.

Voor een dateringsonderzoek moeten meerdere elementen ter beschikking zijn. De kans dat bijvoorbeeld één specifiek gebint voldoende geschikte balken bevat voor een gedegen onderzoek is klein. Doorgaans moeten enkele tientallen balken beschikbaar zijn om voldoende monsters te kunnen nemen. Dit kan sterk variëren tussen rurale en stedelijke bebouwing en tussen verschillende gebieden die elk op eigen wijze in historische perioden in hun hout behoefte voorzagen.

Als meerdere bouwfases aanwezig zijn, moet hier rekening mee gehouden worden in het aantal monsters; als het aantal monsters voor één fase verspreid wordt over meerdere fases kan dit er toe leiden dat het aantal voor alle fases ontoereikend is.