Archeologisch onderzoek
Bodemvondsten variëren sterk in aantallen, afmetingen, houtsoorten en conserveringsgraad. Monsters worden in verreweg de meeste gevallen destructief genomen in de vorm van een gezaagde dwarsdoorsnede. Hieronder volgt een aantal punten waarop gelet moet worden bij het toepassen van dendrochronologie.
Archivering en monsters voor 14C onderzoek
Na afloop van het dateringsonderzoek worden de onderzochte monsters verzaagd. Hierbij worden alleen de ingemeten traject bewaard. Deze zijn beschikbaar voor aanvullend onderzoek. Monsters die niet onderzocht zijn worden niet bewaard en zijn niet meer beschikbaar voor 14C onderzoek. De selectie voor 14C onderzoek moet bij voorkeur direct na de selectie voor dendrochronologisch onderzoek gemaakt worden. Mocht het uiteindelijk overbodig blijken, dan kunnen de monsters altijd nog weggegooid worden. Andersom is lastiger. In alle gevallen geldt dat u bij vragen altijd vrijblijvend contact kunt opnemen.
Verpakking en opslag
Tussen bemonstering en onderzoek kan enige tijd verstrijken. Tijdens opslag moeten de monsters zo min mogelijk worden blootgesteld aan wisselende of extreme omstandigheden. Voor de meeste monsters is inwikkelen in plastic folie voldoende. Let er hierbij op dat het kwetsbare spinthout van eik niet samengedrukt wordt. Het uitdrogen van eiken monsters hoeft geen problemen op te leveren. Net als schimmelvorming lijkt dit ingrijpender dan het is en kan beperkt worden door monsters koel en van de grond op te slaan. Monsters die onder water bewaard worden blijven erg lang goed. Vermijdt bij het stapelen van monsters dat er gewicht op het spinthout drukt. Naaldhout is minder vormvast dan eikenhout en waterverzadigde naaldhoutmonsters kunnen ringscheuren vertonen wanneer deze uitdrogen.
Bemonstering
Als de selectie is uitgevoerd is meestal ook wel duidelijk waar de vondst bemonstered moet worden. Het monsters dient genomen te worden op de plek waar de meeste jaarringen beschikbaar zijn en geen verstoringen in het hout zitten. Als één deel meer jaarringen bevat, maar een ander deel bevat spinthout of wankant, dan kunnen twee monsters genomen worden. Hierbij moet wel aangegeven worden dat deze van dezelfde vondst afkomstig zijn. Vondsten die niet destructief bemonsterd mogen worden, kunnen in aanmerking komen voor onderzoek middels macrofoto's. Het tekenen van de vondst of eventueel bewerkingsporenonderzoek moet voorafgaan aan het bemonsteren.
Selectie
Bij de selectie van monsters moet in de eerste plaats gelet worden op de houtsoort. Eik wordt vaak aangetroffen en heeft een aantal typische kenmerken; het hout is hard en donkerbruin van kleur. Het spinthout is echter bleek en zacht waardoor de buitenzijde bij oppervlakkige inspectie een andere soort kan lijken. Andere gangbare houtsoorten zijn de naaldhoutsoorten grove den, zilverspar en fijnspar. Deze hebben doorgaans een bleke kleur en zijn redelijk hard.
Registratie
Voorafgaand aan het bemonsteren moeten de vondsten opgenomen zijn in de vondstadministratie. Monsters zonder vondstnummer zijn niet meer de herleiden tot een context hetgeen dendrochronologisch onderzoek in zo'n geval zinloos maakt. Vanuit dendrochronologisch persepectief is iedere plank of paal een apart onderzoeksobject waar verschillende resultaten uit kunnen komen. Om later onderscheid te kunnen maken moet dit ook in de vondstadministratie toegepast worden. Het toekennen van vondstnummers tijdens of na het bemonsteren is vragen om problemen.